Op een zachte deken, diep in een knusse hoek van het huis, lag een klein wondertje van de natuur: een nestje van piepjonge kittens, slechts 18 dagen oud. Hun oogjes waren nog maar net open, en de wereld was voor hen een magische plek vol geuren, geluiden en warme vachtjes.

In het midden van het nest lag een grijs-wit katje, dapper en nieuwsgierig. Met zijn pootje omhoog leek hij de leiding te nemen over het kleine groepje, alsof hij wilde zeggen: “Volg mij, ik weet de weg!” Rondom hem lagen zijn broertjes en zusjes, allemaal in zachte tinten grijs en crème, dicht tegen elkaar aan gekropen voor warmte en geborgenheid.

Af en toe piepte er eentje zachtjes, of rolde zich om op zoek naar mama of een comfortabeler plekje. In de hoek stond een klein metalen bakje met wat voer – nog niet voor hen, maar een belofte van wat komen gaat. Voor nu was melk nog hun wereld, en slapen hun grootste avontuur.

De dagen waren gevuld met dutjes, kleine ontdekkingsreizen over de deken, en het zachte spinnen van tevredenheid. Elk kitten had zijn eigen karaktertje dat langzaam begon tevoorschijn te komen – de dromer, de avonturier, de knuffelaar.

En terwijl de zon door het raam viel en hun vachtjes deed glanzen, begon het grote avontuur van het leven – één zachte pootstap tegelijk.

Aanbevolen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *